spoormodellen
Een serie foto’s dat in combinatie met ‘De rode deur’ tentoongesteld is in de Vishal te Haarlem in 2000A serie of pictures exhibited in combination with ‘the red door’ in the Vishal, Haarlem, 2000
vertekening
Zowel ME’s tekeningen als installaties worden gekenmerkt door een onderzoeksmatige aanpak. Gefascineerd door de fysieke structuren van het stadslandschap zoekt zij bijvoorbeeld ‘epicentra’ die worden samengebracht in een tekening. Zij herschikt de coördinaten van een bestaande stad in tekeningen van verschillende afmetingen, waarmee zij haar eigen stadslandschap schept. Het resultaat is een fijnmazig overzicht van de stad met straten die elkaar kruisen, langs elkaar lopen, overlopen in andere straten en van naam veranderen. Door deze tekenwijze ontstaat er samen met het perspectief van de straat een vreemde diepte in de platte, tweedimensionale tekening. Zoals je geheugen ook van onderwerp naar onderwerp vloeit, omwegen maakt, verbindingen legt die er in de eerste plaats niet waren en door een overvloed aan details een onontwarbare knoop kan worden. Dat leidt tot nieuwe herinneringen, nieuwe betekenissen en structuren, en een nieuwe stad.
Voor Kunsteyssen combineert ME haar ruimtelijke werk met tekeningen tot een nieuwe vorm: driedimensionale tekeningen. Op geometrische vormen die als gezwel/uitgroei op de muren zitten en deels het uiterlijk aangenomen hebben van deze achterliggende wand, maakt zij verschillende stadstekeningen. De drager en het onderwerp worden één object; iets dat zowel wil misleiden als verleiden. Mimicry. De ‘epicentra’ zijn in dit geval: de stadskern van Alkmaar, het oude Kunsteyssen pand in verhouding tot Overstad, het nieuwe Kunsteyssen pand en de tussengelegen oude Ringers chocoladefabriek. Het zijn tijdsopnames van nu en vroeger, routes in het heden en het verleden tegelijk: zoals herinneringen wedijveren met nieuwe indrukken, die ook weer herinnering worden.
Both ME’s drawings and installations are characterized by a research like approach. Fascinated by physical structures of a city landscape she for instance looks for epicenters and brings these together in a drawing. She rearranges the coordinates of an existing city in the drawings of different sizes, wherein she creates her own cityscape. The result is a finely woven view of the city with streets crossing each other, and flowing into each other, changing from name. By drawing this way, taken with the perspective of the street, a strange kind of depth arises in the flat two-dimensional drawing. Just like your memory can flow from one subject to another, make detours, make cross sections and combinations that in the first place weren’t there, and by the abundance of details become an un-disentangling knot.
For the exhibition in Kunsteyssen ME made a combination of her previous installations and drawings into three dimensional drawings: drawings on geometric forms that exceed the wall like a growth, faintly mimicking the underlying wall.
de 11 poorten van Haarlem
In vervolg op ‘U bevindt zich hier’ ontstond ‘de 11 poorten van Haarlem’.
Bij onderzoek naar de locatie van de negen poorten van Haarlem heb ik ontdekt dat Haarlem in totaal 11 poorten heeft gekend.
In deze tekening zijn de 11 straten getekend die naar de betreffende (niet meer aanwezige) poorten leidden.
‘Tot de 16e eeuw is Haarlem omringd geweest door een stadsmuur met een negental poorten en 34 tussengelegen muurtorens. Een groot aantal is verwoest tijdens het Beleg van Haarlem (1572-1573) of naderhand (eind 1800) afgebroken. Het enige dat nu nog aan deze vroegere begrenzing herinnert zijn de Amsterdamse Poort .’In continuation of ‘You are here’ ‘the 11 gates of Haarlem’ originated.
During my research on the location of the nine gates of Haarlem, i found out that Haarlem has had a total of 11 gates that surrounded the city.
Until the 16th century Haarlem was surrounded by a city wall with nine gates and 34 wall towers in between these gates. Many of these gates and towers were destroyed during the siege of Haarlem (1572-1573), or broken down afterward (end of 1800). The only thing that remains of these early boundaries are the Gate of Amsterdam (de Amsterdamse Poort).
u bevindt zich hier
‘U bevindt zich hier’ (Haarlem ± 1500 – 2009)
Deel vier uit de dertiendelige tentoonstellingsserie ‘Don’t Fence Me In’
Tot de 16e eeuw is Haarlem omringd geweest door een stadsmuur met een negental poorten en 34 tussengelegen muurtorens. Een groot aantal is verwoest tijdens het Beleg van Haarlem (1572-1573) of naderhand (eind 1800) afgebroken. Het enige dat nu nog aan deze vroegere begrenzing herinnert zijn de Amsterdamse Poort en, vanuit de naastgelegen Bavo-kerk, de Damiaatjes die elke avond tussen 21.00 en 21.30 uur luiden om het sluiten van de stadspoorten aan te kondigen.
U bevindt zich op het middelpunt van een driesplitsing die leidt naar de (verdwenen) poorten die vroeger de stad begrensden; gezien vanuit het midden van de stad straalsgewijs weglopend.
Deze tekening ligt in het verlengde van een serie tekeningen van verschillende afmetingen die ME momenteel over haar woonplaats Haarlem maakt. De serie heeft verschillende vertrekpunten, bijvoorbeeld ‘het sand’ : een strook duinzand parallel aan de kust waar Haarlem op gebouwd is, met hierin een aantal kernpunten als epicentra; in de tekeningen zijn deze epicentra uitgelicht.‘You are here’ (Haarlem ±1500 – 2009)
Part four of the thirteen exhibitions of ‘Don’t Fence Me In’
You are standing at the centre of a crossroad that lead to the (disappeared) gates that used to surround the city.
Until the 16th century Haarlem has been surrounded by a city wall with nine gates and 34 wall towers in between. Many of these gates and towers were destroyed during the siege of Haarlem (1572-1573), of broken down afterward (end of 1800). The only thing that remains of these early boundaries are the Gate of Amsterdam (de Amsterdamse Poort) and, sounding from the adjacent (from where you are standing at this moment) Bavo church, the ‘Damiaatjes’ that chime every evening from 21.00 – 21.00 hours, to announce the closing of the gates.
machinekamer 1 (m1)
In Machinekamer 1 t/m 4 maakt ME gebruik van de grijze slagaders van gebouwen: de toe- en afvoerpijpen. Waar deze eerst als willoze gebruiksvoorwerpen dienden, vindt er nu een overgang plaats naar een soort uitbotting, er komt leven in. Er lijkt een virus te huizen in de buizen, ze woekeren en muteren tot klontige rotsformaties. Van binnenuit zijn geluiden te horen van herhalende en haperende machinale tonen, die soms, heel even, overgaan in vogelgezang.
Door de grillige vormen, die in strijd zijn met het industriële en nuttige karakter van het materiaal, ontstaat er een sfeer van anarchisme. Alsof het materiaal is ontkiemd en zich geheel zelfstandig ontwikkelt tot een artificieel, Frankensteinig interieur. Net als bij het Monster van Frankenstein zit er een tegenstrijdigheid in Machinekamer 2. Aan de ene kant is er een unheimisch en luguber uit de hand gelopen experiment, met een beangstigende want onzekere factor (er woekeren nog meer buizen in de aangrenzende ruimten); aan de andere kant is er een sereen, grijs, traag groeiend landschap.
Geïnspireerd en gefascineerd door de grondbeginselen van sciencefiction, waar het machinale ooit door de mens gemaakt zijn scheppers overmeestert in een fantasielandschap (een natuur die door ziektes, verminkingen en mutaties het punt van vernietiging heeft bereikt) wordt in deze mini-biotoop een versie van de ‘survival of the fittest’ getoond. En het machinale staccato moduleert terug naar de oorspronkelijke zang van de nachtegaal.‘Machinekamer’ (engineroom) is a series of an installation that changes site-specifically according to the character of the location.
In Engineroom 1-4 ME uses the grey arteries of buildings: the drainpipes. Where once they served as languid objects, a transformation has taken place into a kind of blossom: life has entered into them. It seems the pipes are be possessed by a virus, it’s a rampant growth of mutations and formations.
From the inside you can hear sounds of repeating and stammering mechanical tones, that every now and then, flow back into a birds song.
Inspired en fascinated by the principles of science fiction, where manmade mechanisms takes over humans in a fantasy landscape ( a nature that reaches the point of destruction due to disease, mutilation and mutation), ME shows a version of ‘survival of the fittest’ in this small biotope.
machinekamer 2 (m2)
In Machinekamer 1 t/m 4 maak ik gebruik van de grijze slagaders van gebouwen: de toe- en afvoerpijpen. Waar deze eerst als willoze gebruiksvoorwerpen dienden, vindt er nu een overgang plaats naar een soort uitbotting, er komt leven in. Er lijkt een virus te huizen in de buizen, ze woekeren en muteren tot klontige rotsformaties. Van binnenuit zijn geluiden te horen van herhalende en haperende machinale tonen, die soms, heel even, overgaan in vogelgezang.
Door de grillige vormen, die in strijd zijn met het industriële en nuttige karakter van het materiaal, ontstaat er een sfeer van anarchisme. Alsof het materiaal is ontkiemd en zich geheel zelfstandig ontwikkelt tot een artificieel, Frankensteinig interieur. Net als bij het Monster van Frankenstein zit er een tegenstrijdigheid in Machinekamer 2. Aan de ene kant is er een unheimisch en luguber uit de hand gelopen experiment, met een beangstigende want onzekere factor (er woekeren nog meer buizen in de aangrenzende ruimten); aan de andere kant is er een sereen, grijs, traag groeiend landschap.
Geïnspireerd en gefascineerd door de grondbeginselen van sciencefiction, waar het machinale ooit door de mens gemaakt zijn scheppers overmeestert in een fantasielandschap (een natuur die door ziektes, verminkingen en mutaties het punt van vernietiging heeft bereikt) wordt in deze mini-biotoop een versie van de ‘survival of the fittest’ getoond. En het machinale staccato moduleert terug naar de oorspronkelijke zang van de nachtegaal.‘Machinekamer’ (engineroom) is a series of an installation that changes site-specifically according to the character of the location.
In Engineroom 1-4 ME uses the grey arteries of buildings: the drainpipes. Where once they served as languid objects, a transformation has taken place into a kind of blossom: life has entered into them. It seems the pipes are be possessed by a virus, it’s a rampant growth of mutations and formations.
From the inside you can hear sounds of repeating and stammering mechanical tones, that every now and then, flow back into a birds song.
Inspired en fascinated by the principles of science fiction, where manmade mechanisms takes over humans in a fantasy landscape ( a nature that reaches the point of destruction due to disease, mutilation and mutation), ME shows a version of ‘survival of the fittest’ in this small biotope.
machinekamer 3 (m3)
In Machinekamer 1 t/m 4 maak ik gebruik van de grijze slagaders van gebouwen: de toe- en afvoerpijpen. Waar deze eerst als willoze gebruiksvoorwerpen dienden, vindt er nu een overgang plaats naar een soort uitbotting, er komt leven in. Er lijkt een virus te huizen in de buizen, ze woekeren en muteren tot klontige rotsformaties. Van binnenuit zijn geluiden te horen van herhalende en haperende machinale tonen, die soms, heel even, overgaan in vogelgezang.
Door de grillige vormen, die in strijd zijn met het industriële en nuttige karakter van het materiaal, ontstaat er een sfeer van anarchisme. Alsof het materiaal is ontkiemd en zich geheel zelfstandig ontwikkelt tot een artificieel, Frankensteinig interieur. Net als bij het Monster van Frankenstein zit er een tegenstrijdigheid in Machinekamer 2. Aan de ene kant is er een unheimisch en luguber uit de hand gelopen experiment, met een beangstigende want onzekere factor (er woekeren nog meer buizen in de aangrenzende ruimten); aan de andere kant is er een sereen, grijs, traag groeiend landschap.
Geïnspireerd en gefascineerd door de grondbeginselen van sciencefiction, waar het machinale ooit door de mens gemaakt zijn scheppers overmeestert in een fantasielandschap (een natuur die door ziektes, verminkingen en mutaties het punt van vernietiging heeft bereikt) wordt in deze mini-biotoop een versie van de ‘survival of the fittest’ getoond. En het machinale staccato moduleert terug naar de oorspronkelijke zang van de nachtegaal.‘Machinekamer’ (engineroom) is a series of an installation that changes site-specifically according to the character of the location.
In Engineroom 1-4 ME uses the grey arteries of buildings: the drainpipes. Where once they served as languid objects, a transformation has taken place into a kind of blossom: life has entered into them. It seems the pipes are be possessed by a virus, it’s a rampant growth of mutations and formations.
From the inside you can hear sounds of repeating and stammering mechanical tones, that every now and then, flow back into a birds song.
Inspired en fascinated by the principles of science fiction, where manmade mechanisms takes over humans in a fantasy landscape ( a nature that reaches the point of destruction due to disease, mutilation and mutation), ME shows a version of ‘survival of the fittest’ in this small biotope.
machinekamer 4 (m4)
In Machinekamer 1 t/m 4 maak ik gebruik van de grijze slagaders van gebouwen: de toe- en afvoerpijpen. Waar deze eerst als willoze gebruiksvoorwerpen dienden, vindt er nu een overgang plaats naar een soort uitbotting, er komt leven in. Er lijkt een virus te huizen in de buizen, ze woekeren en muteren tot klontige rotsformaties. Van binnenuit zijn geluiden te horen van herhalende en haperende machinale tonen, die soms, heel even, overgaan in vogelgezang.
Door de grillige vormen, die in strijd zijn met het industriële en nuttige karakter van het materiaal, ontstaat er een sfeer van anarchisme. Alsof het materiaal is ontkiemd en zich geheel zelfstandig ontwikkelt tot een artificieel, Frankensteinig interieur. Net als bij het Monster van Frankenstein zit er een tegenstrijdigheid in Machinekamer 2. Aan de ene kant is er een unheimisch en luguber uit de hand gelopen experiment, met een beangstigende want onzekere factor (er woekeren nog meer buizen in de aangrenzende ruimten); aan de andere kant is er een sereen, grijs, traag groeiend landschap.
Geïnspireerd en gefascineerd door de grondbeginselen van sciencefiction, waar het machinale ooit door de mens gemaakt zijn scheppers overmeestert in een fantasielandschap (een natuur die door ziektes, verminkingen en mutaties het punt van vernietiging heeft bereikt) wordt in deze mini-biotoop een versie van de ‘survival of the fittest’ getoond. En het machinale staccato moduleert terug naar de oorspronkelijke zang van de nachtegaal.‘Machinekamer’ (engineroom) is a series of an installation that changes site-specifically according to the character of the location.
In Engineroom 1-4 ME uses the grey arteries of buildings: the drainpipes. Where once they served as languid objects, a transformation has taken place into a kind of blossom: life has entered into them. It seems the pipes are be possessed by a virus, it’s a rampant growth of mutations and formations.
From the inside you can hear sounds of repeating and stammering mechanical tones, that every now and then, flow back into a birds song.
Inspired en fascinated by the principles of science fiction, where manmade mechanisms takes over humans in a fantasy landscape ( a nature that reaches the point of destruction due to disease, mutilation and mutation), ME shows a version of ‘survival of the fittest’ in this small biotope.
Edinburgh / Haarlem 1997-2006
Het stedelijk landschap is uit vele lagen opgebouwd. Een structuur van straten gevuld met herinneringen aan je bestaan in die straten. Je loopt een route, in het heden en het verleden tegelijk: langs de tweedehands winkel met zware hemelsblauwe gordijnen en goudstiksel, de zwerver die rustig op een bankje zit, het woud van schoorstenen bovenop de daken, de muur waarop in de namiddag licht van de ramen aan de overkant weerkaatst… Ieder moment is een tijdsopname. Oude huizen worden afgebroken en nieuwe huizen worden gebouwd. Zoals je herinneringen zijn afgebrokkeld of aangegroeid.Gefascineerd door de fysieke structuren van het landschap van een stad, geïnspireerd door persoonlijke herinneringen, heeft ME in één tekening twee verschillende steden waar zij heeft gewoond in elkaar geschoven.
Van de stad Edinburgh is zij uitgegaan van de vier prominente heuvels waar de stad op is gebouwd: Carlton Hill, Blackford Hill, Holyrood (Arthurs Seat) en The Castle. Van Haarlem is zij uitgegaan van de glooiende lijnen die de hoofdstraten van het centrum vormen, bepaald door de geografische ligging van de stad. Aan de hand van foto’s heeft zij hoogteverschillen en afstanden tot het zelfgekozen epicentrum van deze steden, gekoppeld aan hardheidsgradaties van grafiet potloden. Het resultaat is een fijnmazig overzicht van de twee steden, met details en momentopnamen, straten die elkaar kruisen, langs elkaar lopen, overlopen in andere straten en van naam veranderen. In de tekening komen straten op sommige plaatsen wel in vijf lagen samen, overlappend, wat verwarring brengt in de doorloop van de straten. Door deze tekenwijze ontstaat er samen met het perspectief van de straat een vreemde diepte in de platte, tweedimensionale tekening. Zoals je geheugen ook van onderwerp naar onderwerp vloeit, omwegen maakt, verbindingen legt die er in de eerste plaats niet waren en door een overvloed aan details een onontwarbare knoop kan worden. Dat leidt tot nieuwe herinneringen, nieuwe betekenissen en structuren, en een nieuwe stad.Fascinated by the fysical structures of a city landscape and inspired by personal memories, I combined two different cities where I have lived / am living in one drawing.
For Edinburgh I used four of the prominent hills the city is build on: Carlton Hill, Blackford Hill, Holyrood (Arthurs Seat) and The Castle. For Haarlem I departed from the sloping lines of the main streets that form the city, which are determined by the city’s geographical setting. Drawing from photo’s I first took, I connected the graphite pencil’s gradation to the level/altitude and distance of the streets point of view. The result is a finelywoven view of two cities, with details and snapshots, streets crossing, intertwining, running parallel, flowing into other streets and changing name.
Some streetcrossings are five-layered, overlapping, which confuses the continuity of the streets. Because of the combination of the manner of drawing and perspective, a strange depth gradually arises in the flat two-dimensional drawing. The drawing resembles the way your memory works: it moves from subject to subject, makes detours, combines situations that didn’t seem possible at first due to an abundance of details leading to an un- disentangeling knot.
…Which leads to new memories, new meanings and structures, and a new city.
het bos
Deze installatie heb ik in de enorme Zuiveringshal van het Westergasfabriek terrein gebouwd. Mijn uitgangspunt was om een industrieel bos te maken van grijze kokers. Het werk is hierna geëvolueerd naar de Machinekamers (1 t/m 4).
Je betreedt een donkere ruimte. De verlichting die aanwezig is, is veranderlijk: er zijn verschillende lichtbronnen in de ruimte, die onregelmatig aan en uit gaan, sommige ervan bewegen. Het is er nooit volledig duister. De ruimte is begroeid met grijze buizen: levende ‘bomen’, met een levend element (beweging door elektriciteit) die lucht blazen in een bolvormige kruin, en dode bomen met grillige takken. Er staan ook losse vormen in de ruimte, rotsformaties waarop het mogelijk is om te zitten. Uit verschillende buizen komt geluid of lucht geblazen. Het aanwezige geluid in de ruimte klinkt mechanisch en elektronisch: het zijn van oorsprong van vogelgeluiden, maar vervormd door kleine eenvoudige ingrepen als vertraging, omkering, vermenigvuldiging en herhaling.A mutant industrial landscape as interior
The once functional pipes that were a vital part of a system, the inconspicuous arteries of a building, have made a metamorphosis. The pipes have changed from non-living objects into independent entities: they have broken free from their functionality and started growing on own accord with supernatural strenght (similar to Darwin’s theorie of ‘survival of the fittest’). Because of the sometimes capricious forms they take on, contradictory to the industrial and functional seeming character of the material, an atmosphere is created of an experiment that has gone way out of control: the material has come to life and has transformed into an artificial grey tubular Frankenstein-like landscape, or interior. Just like the monster of Frankenstein there is a conflict within the character of the work: in one way it is a freaky sinister experiment, with a grim and uncertain element, that has gotten out of hand, in another way its a very still, peaceful, friendly grey slowly growing landscape in which you can wander.
The Forest: You enter a dark space. The present light is changeable: there are different lightsources that go on and off irregularly; some even move. It is never completely dark. The space is overgrown by grey drainpipe-like pipes. Some are branched, some grow like trees. (There are two types of trees: live ones, with huge latex balloons on top, fed with air by a machine under the trunk, and dead trees that have fickle branches.) Then there are a couple of rock-like formations on which you on one side can sit and the other can enter. The sounds you hear in this forest are composed and deformed using birdsongs, with irregular climaxes. The deformation is made by simple interventions like reduction of speed, reverse, multiplication and repetition of the sounds.